• Alles over het oude Rotterdam
  • verhalen herinneringen oude foto,s
  • tot 1960

haven rotterdam

Groei van de Rotterdamse haven

Sinds het ontstaan van Rotterdam in de 13de eeuw heeft Rotterdam een haven met een handelsfunctie gehad. Naast overslag, de regionale beurtvaart en Europese koopvaart is ook de haringvisserij een belangrijke aanjager van de groei van de middeleeuwse haven. In de jaren 1570-1620 vindt een serie van grote havenuitbreidingen plaats. Tussen de Hoogstraat en de Nieuwe Maas ontstaat zo een aaneengesloten havengebied, de waterstad. Eind 17de eeuw wordt de waterstad aangevuld met twee scheepsindustriegebieden: in het westen het eerste Nieuwe Werk rond de Zalmhaven en in het oosten het gebied rond het Boerengat en Buizengat.

In 1823 starten de eerste stoomlijndiensten vanuit Rotterdam, snel gevolgd door stoom-scheepsbouw. In de decennia daarna wordt de haven uitgebreid met nieuwe kades langs de noordelijke Maasoever. Na voltooiing van het Tweede Nieuwe Werk (1854) en van de Oosterkade (1858) is de uitbreidingsruimte aan de rechter Maasoever op. De sprong over de rivier is de volgende stap. De benodigde Maasbruggen stuiten op verzet van het bedrijfsleven dat geen obstakels voor de scheepvaart wil. Ook de financiering van de nieuwe havens is een struikelpunt.

Tegelijkertijd speelde het probleem van de bereikbaarheid van de haven. Door het verzanden van de maasmonding bij Hoek van Holland moesten schepen een lange omweg maken om in Rotterdam te komen. Het Kanaal door Voorne uit 1829 kon dit probleem niet goed oplossen door de toenemende omvang van schepen. Vanaf 1866 tot 1872 werd daarom de Nieuwe Waterweg gegraven door de duinen van Hoek van Holland, zodat Rotterdam weer een rechtstreekse verbinding met de Noordzee kreeg.

In 1873 start ook de aanleg van havens op het eiland Feijenoord. Naast de overheid is ook de particuliere Rotterdamsche Handelsvereeniging (RHV) hierbij betrokken. Na het faillissement van de RHV worden diens bezittingen overgenomen door de gemeente. Voor de exploitatie van deze haven(voorzieningen) wordt in 1882 de Gemeentelijke Handelsinrichtingen opgericht, een voorloper van het latere Havenbedrijf Rotterdam


Rotterdam fijne stad om te werken en te wonen

Rating: 0 sterren
0 stemmen

1000-jarig bestaan van Overschie

Overschie is een voormalige gemeente in Zuid-Holland. De naam Overschie wordt reeds in de tiende eeuw genoemd ('Ouwer Schie'), toen het dorp een kleine nederzetting in een groot moerasgebied was.

In Overschie komen de vier wateren bij elkaar die alle vier kortweg met Schie worden aangeduid: De Delfshavense Schie, de Delftse Schie, de Rotterdamse Schie en de Schiedamse Schie. De Schie werd een belangrijke transportroute in de dertiende eeuw, toen de Schielands Hoge Zeedijk werd aangelegd tussen Vlaardingen en Gouda, waarbij twee havens werden gecreëerd bij de Schie en de Rotte. De eerste werd belangrijk voor de ontwikkeling van Overschie, de tweede voor die van Delfshaven (Delfts Haven geeft aan dat deze haven belangrijk was voor de stad Delft). De Schiedamse Schie dateert uit ca. 1250. In 1340 kreeg de stad Rotterdam toestemming om een kanaal te graven tussen het centrum en Overschie: De Rotterdamse Schie. De Delfshavense Schie werd in 1389 gegraven.

Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten kreeg Overschie het zwaar te verduren. Het lag tussen het Kabeljauwse Delft en het Hoekse Rotterdam en is afwisselend door beide partijen ingenomen, waarbij relatief veel inwoners het leven lieten. De kerk en een aantal huizen werd in 1489 in brand gestoken toen de Rotterdammers het dorp weer moesten opgeven.

Terwijl de plaatsen rond Overschie groeiden, is de plaats zelf altijd klein gebleven. Uiteindelijk is Overschie in augustus 1941 door de buurgemeente Rotterdam geannexeerd. Direct na de oorlog is de gemeente Rotterdam begonnen met de bebouwing van de Kleinpolder. Het was een pilot-project met materialen en prefab-methoden om de bouwtijd te versnellen.


foto album Overschie

WELKOM


Rotterdammers en hun zorgen

De knecht die omstreeks 1895 in het pakhuis van Vervoort aan de Hoveniersdwarsstraat werkte, had een zorgelijk bestaan. Van het weinige dat hij verdiende, kon hij nauwelijks z'n vrouw en vier kinderen onderhouden. Omdat hij werk had, kreeg hij geen ondersteuning van de kerk of het Burgerlijk Armbestuur. Met veel vreugde keek hij dus niet uit naar de aanstaande bevalling van zijn vrouw. Toen de gezinsuitbreiding een tweeling bleek te zijn, hing de man zich op te midden van de kruidenierswaren in het pakhuis.

Het contrast tussen de zorgen van de ongelukkige pakhuis­knecht van bijna honderd jaar geleden en die van de huidige Rotterdammers is groot. Weliswaar spreken tegenwoordig onderzoekers van de sociale dienst van 'nieuwe armoede' en ook zijn er nog steeds te veel mensen in Rotterdam die niet of nauwelijks deelhebben aan de welvaart, maar de komst van een tweeling betekent geen financiële ramp meer. En geen enkele Rotterdammer ondergaat nog de vernedering te worden bedeeld door instanties die hem als een geschikt object voor liefdadigheid beschouwen. De bedeelden van vroeger zijn de uitkeringsgerechtigden van vandaag geworden.